Kamptekeningen uit bezet Nederlands-Indië (1942-1945) > Organisatie van de kampen

 

Molly Roukens, “De schrik van het kamp,” Tomohon Kaäten. Museon

Elk kamp had zijn eigen commandant. Binnen de regels die deze stelde, werd van de geïnterneerden echter verwacht dat ze het leven in het kamp zelf organiseerden. Zeker in de grotere kampen werden daarvoor - soms via verkiezingen en soms door de Japanners aangewezen - comités in het leven geroepen die als kampbestuur fungeerden. De voorzitter was de contactpersoon voor de kampcommandant, die in de regel slechts met één persoon te maken wilde hebben. Hierdoor beschouwden ook de overige geïnterneerden hem of haar als kampleider.

Kampleiding

Corrie van Grondelle, 'Spreekuur bij de kampleidster', Kareës” Tomohon Kaäten. Museon

De kampleider was formeel de voorzitter van het kampcomité dat als geheel het kamp bestuurde. In de praktijk was het kamphoofd de invloedrijkste geïnterneerde. Voor veel maatregelen, zoals de aankoop van voedsel of het inrichten van een kampkeuken of ziekenzaal, was toestemming van de kampcommandant nodig en deze communiceerde alleen met het kamphoofd. Het kamphoofd bracht bovendien de bevelen van de commandant over en was verantwoordelijk voor de uitvoering ervan. De noodzaak van schipperen tussen de wensen van geïnterneerden en de eisen van de Japanners maakte de taak van de kampleider er niet gemakkelijk op.

Nummer

Johan Warmer, 'We lopen geboekt', Tjikoedapateuh

De geïnterneerden kregen allemaal een nummer, dat ze steeds bij zich moesten dragen. Velen maakten van dat nummer iets persoonlijks. Zo zijn er nummers met een geborduurde toevoeging die iets te maken hebben met het soort werk dat iemand in een kamp deed. Andere nummers waren in hout ingebrand en voorzien van Japanse tekens.

Regelement

E.L. Laban, 'Het kantoor van de kamppolitie', Tjimahi

Om conflicten zoveel mogelijk te voorkomen, stelde het kampcomité een kampreglement op, waarin de dagelijkse gang van zaken in het kamp werd geregeld. Vanzelfsprekend hielp dit niet altijd. Diefstal kwam voor, bijvoorbeeld door mensen die in de kampkeuken werkten. Anderen probeerden zich aan corvee te onttrekken. Bij smokkel liep vaak het hele kamp kans op straf, waardoor het in het belang van de geïnterneerden was dit zoveel mogelijk te voorkomen. Voor het handhaven van de orde en het oplossen van geschillen vormden de geïnterneerden vaak een eigen kamppolitie of strafcommissie. Soms richtten ze zelfs een gevangenis in.

Corvee

Cornelis van Steenwijk, Het klaarmaken van porties in de keuken

De geïnterneerden moesten al het werk in de kampen zelf verrichten. Alleen in de vrouwenkampen mochten in het begin nog wel inheemse arbeiders binnenkomen voor reparatiewerken of het bouwen van nieuwe barakken. In alle kampen werden corvees ingesteld, eerst op vrijwillige basis maar later verplicht. Zo kwamen er ploegen voor de schoonmaak en het ophalen van vuilnis, voor het bereiden van voedsel, voor het werk in de tuinen en voor het hakken van hout. In de loop van de oorlog kwamen daar nieuwe taken bij. Huizen, barakken en omheining van het kamp moesten worden onderhouden. Bij de aankomst van een nieuw transport moest er met meubels en kisten worden gesjouwd, de rantsoenen rijst moesten naar de keuken worden gebracht.

Appèl

Kees van Willigen, “Appèl”, Changi Jail

In veel kampen kende men vanaf het begin van de internering het appèl. Vooral als dat door een Japanner werd afgenomen, was het een ware beproeving. Op een centraal punt in het kamp moest men dan strak in het gelid met het gezicht in de richting van Japan staan en op bevel buigen onder een hoek van precies twintig graden. Het duurde vaak erg lang voordat alle geïnterneerden waren geteld.

Bewakers

Theo Voorstad, The kindest army, Boeboetan-gevangenis

De inheemse politie, die aanvankelijk belast was met de bewaking van de kampen, was de geïnterneerden in het algemeen niet slecht gezind. Vanaf 1943 begonnen de Japanners echter jonge inheemse hulpsoldaten, “heiho’s”, in te schakelen bij de bewaking van de kampen. Onder invloed van de Japanse propaganda waren deze de Nederlanders een stuk minder welgezind, ook al sloegen of straften ze zelden. Kwam een geïnterneerde een Japanner of inheemse bewaker tegen, dan werd hij geacht een buiging te maken. De geïnterneerden voelden zo’n buiging als een vernedering. In de ogen van de Japanners echter was een buiging voor een militair eigenlijk een buiging voor de keizer. Verzuimde een geïnterneerde te buigen, dan stond hem een zware straf te wachten.

>> Lees verder: Wonen en werken
<< Ga terug naar: Leven in de kampen

Voorbeelden uit deze collectie Kamptekeningen uit bezet Nederlands-Indië (1942-1945)

Bekijk alle afbeeldingen uit deze collectie