Dit dagboek behandelt het verblijf van de schrijver eerst in het joodse werkkamp Mantinge, later (voor een korte periode) in Westerbork. Na gekeurd te zijn en nadat hij door tussenkomst van het Rabbinaat toestemming heeft verkregen in plaats van naar Geestbrug naar een ritueel kamp te gaan - hij prefereert dit, hoewel hij niet orthodox schijnt te zijn, o.a. omdat het publiek in deze kampen de naam heeft van beter gehalte te zijn -, vertrekt hij 31 maart 1942 uit zijn woonplaats Amsterdam naar Mantinge. Werk: (gesalarieerde) ontginningsarbeid voor de Heidemaatschappij. Er wordt niet al te hard gewerkt: men kan er de hand mee lichten. Voeding: slecht en onvoldoende. In het begin mag men zich pakjes laten zenden, weldra niet meer. Op alle mogelijke wijzen wordt hier clandestien in voorzien, veelal met behulp van de burger-voorarbeiders, tegen hoge prijzen. Om dit punt draait alles. De stemming is slecht, de beschaving van de kampbewoners laat veel te wensen over. - 18 juli wordt het gehele kamp overgebracht naar Westerbork; dit was eerst de vorige dag bekend gemaakt. De voeding is beter, de stemming even slecht als in Mantinge; er moet harder gewerkt worden. Hij speelt bridge. Begin augustus breekt het dagboek af
De permanente URL zorgt ervoor dat ieder digitaal object vindbaar blijft op internet, ook al verandert de naam van de website of het object. Wanneer u wilt verwijzen naar objecten in het Geheugen kunt u het beste deze permanente link gebruiken in plaats van de link in de adresbalk van de browser.